Folderfabel 2: bos

Staat een ongelukkige Sezoensrally-fan zijn vierdehands BMW M3 met O-plaat te simoniseren op zijn oprit. Stopt plots een vertegenwoordiger van een bekende merkgarage uit Neerpelt, die zijn raampje naar beneden laat.

“Seg, hedde gin goesting um ouwen aauwen M3 te ruilen tegen ne neuije M5? Full option, zonder opleg?”

“Nen M5? Ne noewe? Drèk!”

Waarop de slimme vertegenwoordiger in zijn jaszak graait, er een Matchbox-M5 uithaalt, en hem onder dankzegging ruilt tegen de sleutels van de BMW-classic.

Alle gemeentelijke gezaag – sorry voor het taalgebruik – over meer bos en meer bomen dankzij de zandwinning valt samen te vatten met dit voorbeeld.

Bos vraagt tijd. Jaren tijd. Wie zich in Bocholt een beeld wil vormen van hoeveel tijd het kost om boomopslag te laten uitgroeien tot iets wat op een bos lijkt: hij of zij fietse naar het Smeetshof, zette de fiets neer tegen de Witte Boerderij, en kijke vervolgens zuidwaarts richting Bree.

Ingesloten tussen oud naald- en loofbos ligt daar een voormalige maïsakker die nu 20 twintig jaar bezig is met bos te worden. Let wel: het gaat om, naar Bocholter normen, zeer vruchtbare gronden, vochtig tot nat, met flink wat mest als startdoping. Toch zijn de snelgroeiende wilgen en berken die hier sinds 2000 alle ruimte hebben gekregen hooguit beginnende pubers vergeleken met de bossen op de PRB en rond het Koowt van Winters.

En dan hebben we het nog niet over de kapitalen aan CO2 – koolstofdioxide – die de bedreigde broeders intussen hebben opgeslagen, zowel boven- als ondergronds.

Boscompensatie is een laatste lapmiddel als er geen andere argumenten zijn om een bestaand bos te bewaren. Die argumenten heb ik rond de Kauliller zandwinning nog steeds niet gehoord.